Speuren, hoe gaat dat in z’n werk?

Speuren is een vaardigheid waar alle honden over beschikken: een hondenneus kan fenomenale dingen doen en speuren op zich, hoeft een hond niet te leren. Maar netjes een spoor volgen wel.

Bij het speuren gaat het erom dat de hond een door de geleider (IGP 1), of een door een vreemde spoorlegger (IGP 2 en IGP 3), uitgelopen spoor weet te volgen en de voorwerpen die daarop zijn ‘verloren’ weet terug te vinden. De lengte van het spoor en de tijd tussen het ‘leggen’ en het ‘uitwerken’ van het spoor, zijn afhankelijk van het niveau waarop wordt gespeurd.

De hond dient zelfstandig te werken waarbij hij aangelijnd uiteindelijk zo’n 10 meter voor zijn geleider loopt. Als de hond een voorwerp vindt dat behoort aan degene die het spoor heeft gelegd, dient hij dit voorwerp te ‘verwijzen’. De meest gebruikte methode is dat de hond uit zichzelf vlak voor het voorwerp gaat liggen. Het voorwerp mag ook naar de geleider worden geapporteerd.

Om het uitwerken van een spoor aan te leren zijn er verschillende methodes. Bij een veel gebruikte methode in de hondensport worden kleine voertjes gebruikt op het spoor die de hond helpen het spoor goed te volgen. Naarmate de hond het speuren onder de knie krijgt wordt het voer verminderd en uiteindelijk helemaal afgebouwd.

Bij de UDHV speuren we iedere zondagochtend van 9 tot 10 uur (in twee groepen). Alle honden vinden het speuren fantastisch om te doen en hebben goede focus op de taak die ze moeten doen. Ze worden er overigens behoorlijk moe van, want het is heel inspannend om hun neus zo intensief te gebruiken.